Hartstichting.nl wordt geladen

Het hart bestaat uit 2 kamers en 2 boezems. De boezems zijn van elkaar gescheiden door een tussenschot. Sommige mensen hebben een gaatje in dit tussenschot: een Atrium Septum Defect (ASD).

Atrium = boezem
Septum = tussenschot
Door het gaatje stroomt bloed van de linker- naar de rechterboezem. Dit is met de stethoscoop hoorbaar als geruis. De extra stroom bloed belast het hart en de longen. Vooral de rechterkant van het hart moet harder werken en wordt hierdoor groter.

Soorten ASD

Er zijn verschillende soorten ASD: ASD-I, ASD-II en het sinus venosus defect.

  • ASD-1

    Een ASD type 1 (ASD-I) is een gaatje in het lagere deel van het tussenschot tussen de boezems. De opening ligt dichtbij de mitralisklep. Deze klep kan ook gaan lekken. ASD-I is relatief zeldzaam en komt vaak voor bij het syndroom van Down.

  • ASD-II

    ASD type 2 (ASD-II) is het meest voorkomende type ASD. Er is een gaatje in het midden van het tussenschot tussen de boezems. Dit komt doordat een opening die vóór de geboorte aanwezig is (foramen ovale) niet dichtgroeit. Het klepje voor deze opening groeit normaal na de geboorte dicht. Bij een ASD type 2 is dit niet goed gegaan en blijft er een gaatje over. De medische term is Persisterend Foramen Ovale (PFO).

  • Sinus venosus defect

    Het sinus venosus defect is het 3e type ASD. Hierbij is er bij de aanleg van het hart een gaatje ontstaan dat hoog in de boezems ligt of juist helemaal onderin de boezems. Bij deze aandoening zijn de verbindingen van de longaders vaak ook verkeerd aangelegd.

Symptomen

Jonge patiënten met een ASD hebben meestal weinig klachten. Soms loopt de lichamelijke ontwikkeling wat achter en ze zijn vaker moe of buiten adem bij inspanning. Ze hebben iets vaker last van luchtweginfecties. Bij een langer bestaand ASD treden symptomen op, zoals:

  • kortademigheid bij inspanning
  • ritmestoornissen van de boezems
  • blauwe verkleuring van de huid door te weinig zuurstof in het bloed (zeldzaam)

Op de lange termijn kan de extra belasting van de rechterhartkamer leiden tot hartfalen. Vaak gaat dit samen met een verhoogde bloeddruk in de longslagaderen (pulmonale hypertensie of PAH).

Bij een ASD bestaat ook het risico op hartritmestoornissen. En er kunnen bloedpropjes in de linkerboezem ontstaan, vaak als gevolg van die ritmestoornissen. De bloedpropjes kunnen leiden tot een beroerte.

TikkieRing

Tikkies zijn stoere bedels voor kinderen met een hartafwijking. Bij ieder onderzoek en elke behandeling krijgt je kind een passende Tikkie voor aan de TikkieRing.

Tikkiering met bedels

Diagnose stellen

Bij het luisteren naar het hart met een stethoscoop zijn er vaak afwijkingen te horen. De arts stelt de diagnose via een hartfilmpje en echografie. Bij oudere kinderen en volwassenen maakt de arts een slokdarmecho.

Behandeling ASD

De behandeling hangt onder andere af van de grootte van het ASD en het type ASD. Type ASD-II komt het meeste voor. De behandeling hiervan is:

  • kleine openingen (kleiner dan 3 mm) hoeven niet dicht. Deze vormen nauwelijks een extra belasting voor het hart. Bij een kind kan zo’n klein gaatje op latere leeftijd alsnog dichtgroeien
  • een gaatje tussen de 3 en 8 mm sluit meestal vanzelf binnen 18 maanden. Groeit het niet vanzelf dicht, dan kan de cardioloog besluiten om het gaatje te sluiten
  • een groter gaatje wordt meestal tussen het 2e en het 6e jaar gesloten

Het gaatje bij ASD-II kan op 2 manieren worden gesloten:

  • via een parapluutje
  • operatie

De keuze voor de ingreep hangt af van de grootte en de plaats van het gaatje.

  • Parapluutje

    In het algemeen wordt er via een ader in de lies een slangetje ingebracht naar het hart. Via het slangetje wordt een parapluutje naar het hart geleid en in het gaatje geplaatst. Als het parapluutje op de juiste plek is, wordt het geopend. Daarmee wordt het ASD afgesloten. Meestal kunnen de kinderen 1 tot 2 dagen na de ingreep naar huis.

    Tijdens een operatie sluit de arts het gaatje in het tussenschot met hechtingen. Bij een iets groter gat hecht hij er een soort lapje (patch) overheen. Het lapje is van synthetisch materiaal of van een stukje hartvlies (het pericard).

    Na de behandeling

    In de eerste 6 maanden is er een hoger risico dat er bloedpropjes ontstaan. Dit risico is er vooral als het parapluutje nog niet bedekt is door lichaamseigen weefsel. Het kind moet daarom na de ingreep ongeveer een half jaar een lage dosis aspirine slikken.

    In het eerste jaar na de ingreep is intensieve controle nodig. De cardioloog kijkt of de rechterkamer weer een normale grootte heeft en checkt of er geen lekkage is. Mogelijk maakt hij ook een hartfilmpje.

    Daarna is een jaarlijkse controle voldoende. Op volwassen leeftijd kunnen nog hartritmestoornissen ontstaan, als gevolg van littekenweefsel na de operatie. Als het gaatje op jonge leeftijd is gesloten, komt dit minder vaak voor.

  • Operatie

    Bij de chirurgische ingreep wordt de borstkast geopend om bij het hart te komen. Tijdens de operatie neemt een hartlongmachine de functies van het hart en de longen tijdelijk over.

    Er wordt een snede gemaakt in de rechterboezem om zo bij het ASD te komen. Bij een kleiner defect kan de chirurg de randen van het defect naar elkaar toe trekken en vasthechten.

    Bij een groter gaatje of een ongunstige plek kan er een lapje (patch) over het defect gehecht worden. Hiervoor wordt meestal een stukje van het hartzakje gebruikt. In het algemeen kan het kind ongeveer 1 week na de ingreep naar huis.

    Na de operatie

    De meeste kinderen herstellen snel: binnen 1 tot 2 maanden. De eerste controle gebeurt meestal na een paar weken, en daarna steeds minder vaak. Meestal is na het eerste jaar een jaarlijkse controle voldoende.

  • Risico op endocarditis

    Kinderen die behandeld zijn voor een ASD zijn gevoeliger voor ontstekingen aan de binnenkant van het hart (endocarditis). In de eerste 6 maanden na de behandeling is antibiotica nodig voorafgaand aan sommige chirurgische ingrepen en behandelingen aan het gebit of het tandvlees. Overleg dit met de cardioloog.

Leven met ASD

Nadat het gaatje gesloten is, hebben kinderen met een ASD een normale levensverwachting. Zij mogen alles doen wat hun leeftijdsgenootjes ook doen. Volwassenen met een gesloten ASD hebben meestal geen nieuwe operaties of andere ingrepen nodig.

ASD bij volwassenen

Het is beter als het ASD al op jonge leeftijd wordt ontdekt en behandeld. Maar een klein gaatje wordt regelmatig pas ontdekt op volwassen leeftijd. Tussen de 30 en 40 jaar gaan er toch symptomen optreden: vermoeidheid, verminderde inspanning of hartritmestoornissen. Wordt een ASD bij een volwassene ontdekt? Dan wordt er een beslissing gemaakt of het wel of niet geopereerd moet worden. De voordelen en de nadelen van het opereren worden tegen elkaar afgewogen. Factoren die in het maken van de beslissing worden meegenomen zijn bijvoorbeeld:

  • de klachten die iemand heeft;
  • de kans op hartritmestoornissen;
  • de risico’s van een (openhart) operatie. 

Stel je vraag aan onze voorlichters

  • Chat via de chatknop onder in beeld (10.00 tot 16.30 uur)
  • Bel met een voorlichter: 0900 3000 300 (9.00 tot 13.00 uur, € 0,05 per minuut)

We zijn bereikbaar van maandag t/m donderdag, met uitzondering van feestdagen.