Hartstichting.nl wordt geladen

To be able to view this content you need to accept the cookies that come from this third party.

De afkorting ICD staat voor Implanteerbare Cardioverter Defibrillator.

  • Implanteerbaar: wordt onder de huid aangebracht
  • Cardioverter: het omzetten (converteren) van een afwijkend hartritme naar een normaal ritme
  • Defibrillator: het afgeven van een schok om het hart te defibrilleren

Wie krijgt een ICD?

Een hartpatiënt krijgt een ICD als:

  • er een gevaarlijke hartritmestoornis is vastgesteld, zoals ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren.
  • iemand een verhoogd risico loopt op een gevaarlijke ritmestoornis of hartstilstand.
  • medicijnen tegen de hartritmestoornis onvoldoende helpen en een operatie niet mogelijk is.
ICD

Hoe werkt een ICD?

Een ICD signaleert als er een abnormaal snel kamerritme (tachycardie) of een chaotisch ritme van de kamer (fibrilleren) optreedt (ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren). De ICD probeert de gevaarlijke ritmestoornis eerst te stoppen met een aantal kleine schokjes. Daarvan voelt de patiënt meestal niets. Dit heet ATP (Anti Tachy Pacing ). Als dit niet voldoende helpt, geeft de ICD een schok. Dit is een stroomstoot die door het hart gaat. Meestal is het hartritme na 1 of 2 schokken weer normaal.

De ICD treedt ook in werking bij een te trage hartslag (bradycardie). Hij werkt dan als een normale pacemaker.

Verschillende typen ICD's

Er zijn verschillende typen ICD’s. Ze verschillen in de therapie die ze kunnen geven. Ook het aantal elektroden en de plaats van de elektroden en het kastje, kunnen verschillen. 

  • Transveneuze ICD
    Transveneus betekent ‘via een ader’. Deze ICD werkt met elektrodedraden, die via een ader in het hart komen. Bij de meest eenvoudige variant gaat er alleen een elektrodedraad naar de rechterhartkamer. 
  • 2-kamer ICD 
    Er zijn patiënten die een ICD nodig hebben die ook kan werken als pacemaker. De ICD maakt dan de hartslag sneller als het hart te traag klopt. Deze patiënten krijgen een transveneuze ICD met een tweede elektrodedraad in de rechterhartboezem. 
  • CRT-D
    Dit is een transveneuze ICD voor mensen met hartfalen. Deze ICD geeft schokken bij gevaarlijke ritmestoornissen, als dat nodig is. Maar hij zorgt er ook voor dat de twee kamers van het hart gelijk samentrekken. Daardoor gaat het hart beter pompen. Bij deze ICD is een derde elektrodedraad nodig.
  • ​S-ICD (subcutane ICD)
    Bij deze ICD gaat de elektrodedraad niet door een ader. De elektrode ligt onder de huid langs het borstbeen. Het kastje krijgt een plaats onder de oksel. Deze ICD kan niet werken als pacemaker. Hij kan het hartritme ook niet met kleine schokjes herstellen. De S-ICD is daarom niet voor alle patiënten geschikt.
  • EV-ICD (extravasculaire ICD)
    Bij deze ICD gaat de elektrode niet door een ader, maar ligt net onder het borstbeen. De afstand tot het hart is daardoor iets kleiner dan bij de S-ICD. Het kastje krijgt een plaats onder de oksel. Bij deze ICD is herstel van het hartritme met kleine schokjes (ATP) mogelijk. De EV-ICD heeft ook een pacemakerfunctie.

Uitwendig draagbare defibrillator

Een uitwendig draagbare defibrillator (ook wel bekend onder de naam LifeVest) wordt niet in het lichaam geplaatst. Je draagt hem als een soort vest onder je kleding en hij is voor tijdelijk gebruik. Een uitwendige, draagbare defibrillator wordt ook een Wearable Cardioverter Defibrillator (WCD) genoemd. Je krijgt deze defibrillator als je tijdelijk een defibrillator nodig hebt. Of wanneer een ICD plaatsen (tijdelijk) niet kan. Bijvoorbeeld:

  • bij een tijdelijk risico door een aandoening die kan verbeteren of kan overgaan door andere behandelingen. Bijvoorbeeld kort na een hartinfarct, bij een hartspierziekte of bij een slechte pompfunctie van het hart.
  • als je moet wachten op een nieuwe ICD, omdat de oude is verwijderd door een infectie.

In dit soort situaties is de uitwendig draagbare defibrillator een goede oplossing. Meestal wordt deze niet langer dan 3 maanden gedragen.

Hoe vaak krijg je een schok?

Er is een groep met mensen die al eens een levensbedreigende hartritmestoornis heeft gehad of gereanimeerd is. In die groep krijgen 45 van de 100 mensen een schok in de eerste 5 jaar na plaatsing van de ICD.

Er is ook een groep met mensen die nog nooit een levensbedreigende hartritmestoornis heeft gehad. Zij krijgen een ICD omdat ze andere hartaandoeningen hebben, die zorgen voor een hoger risico op een gevaarlijke hartritmestoornis. In die groep krijgen 15 van de 100 mensen een schok in de eerste 5 jaar na plaatsing van de ICD. 

Sommige ICD-dragers krijgen nooit een schok. Hoe vaak je een schok krijgt, is afhankelijk van je diagnose, leeftijd, en andere ziekten. Ook medicijnen kunnen van invloed zijn. Je cardioloog kan je uitleggen wat bij jou de oorzaak is voor het risico op een gevaarlijke hartritmestoornis.

Onterechte schok

Bij sommige mensen geeft de ICD een schok of schokjes (ATP) als dat niet nodig is. Dat noemen we een ‘onterechte therapie’. In de eerste 5 jaar na plaatsing van de ICD gebeurt dat bij 7 van de 100 mensen. 

Als je onterechte therapie krijgt, moet je naar het ziekenhuis. De cardioloog of de ICD-technicus controleert de instellingen van de ICD en kijkt of de elektrodedraden goed werken. Misschien is er een aanpassing van de medicijnen nodig. 

Wat voel je van de schok?

Vaak voelt de patiënt de schok niet aankomen. Soms zijn er vooraf klachten zoals duizeligheid of hartkloppingen. De meeste patiënten voelen een ICD-schok als een harde slag of pijnlijke stoot midden op de borst en/of tussen de schouderbladen. Soms voelt iemand de schok niet, omdat hij door de ritmestoornis al buiten bewustzijn is geraakt. Na een schok kan je moe zijn of spierpijn hebben aan de kant van de ICD.

Hoe verloopt het plaatsen van een ICD?

Het plaatsen van een ICD heet ook wel de implantatie. De implantatie is verschillend voor verschillende typen ICD.

Implantatie ICD met elektroden via de bloedvaten (transveneus, TV-ICD)

Een ICD wordt grotendeels onder plaatselijke verdoving geplaatst. Soms is een slaapmiddel nodig of gewenst. Je kunt dit bespreken met de cardioloog. Meestal komt het apparaatje onder het linkersleutelbeen. Als je de linkerarm veel gebruikt, kan dit rechts zijn. 

  • De cardioloog maakt een sneetje in de huid onder het sleutelbeen. Via die opening gaan de elektrodraden door een ader naar het hart. 
  • Het uiteinde van de elektrodedraden wordt op de juiste plek in het hart vastgemaakt. Het andere uiteinde van de draden komt in de ICD. 
  • Dan maakt de cardioloog een kleine holte onder de huid (pocket) en plaatst de ICD erin.
  • Soms is het nodig de ICD te testen. De patiënt krijgt dan een kort werkend slaapmiddel. En de cardioloog wekt een hartritmestoornis op om te controleren of de ICD goed werkt. 

Een ICD heeft 1 tot 3 elektrodedraden. Het plaatsen van een ICD duurt 1 uur tot een paar uur. Hoe lang het duurt hangt ook af van het type ICD. Het plaatsen van de derde elektrode op de linkerkamer bij een CRT-D kost meer tijd.

S-ICD en EV-ICD

Het plaatsen van een S-ICD of een EV-ICD duurt ruim een uur. Meestal gebeurt het terwijl je in slaap bent (onder narcose): 

  • De cardioloog maakt een snee in de huid aan de linkerkant van de borst, onder de oksel. Daar maakt hij de ruimte (pocket) voor de ICD. 
  • De elektrodedraad van de S-ICD of EV-ICD gaat door een kleine snee onderaan het borstbeen naar het hart. Bij de S-ICD ligt de elektrodedraad óp het borstbeen en bij de EV-ICD ónder het borstbeen. De elektroden komen niet in het hart. 
  • Vanaf de onderkant van het borstbeen schuift de cardioloog de andere kant van de elektrodedraad onder de huid. Deze loopt naar de ICD en wordt vastgemaakt. 
  • Aan het einde van de implantatie wordt de ICD meestal getest. De cardioloog wekt een ritmestoornis op en kijkt of de ICD goed werkt. 

Wat zijn mogelijke complicaties?

Een complicatie is een probleem dat kan optreden tijdens of na een behandeling. Ook bij implantatie van een ICD is er een kans op complicaties. 

De kans op complicaties
In de eerste jaren na implantatie krijgt ongeveer 1 op de 7 patiënten te maken met een complicatie. 1 op de 13 patiënten krijgt te maken met een ernstige complicatie. De kans op problemen is groter als er meer elektrodedraden nodig zijn. Soms is het door complicaties nodig om een nieuwe ingreep te doen. Dat gebeurt bij ongeveer 2 van de 100 patiënten. De kans dat een patiënt door de complicaties overlijdt, is heel klein.

Verschil per ICD
De kans op problemen en het soort problemen verschilt per type ICD. Een aantal van de onderstaande complicaties geldt alleen voor de ICD met elektrodedraden via een ader. Vraag je cardioloog naar informatie over mogelijke complicaties bij de S-ICD en EV-ICD.

  • Mogelijke complicaties bij de implantatie

    • Bloeding onder de huid op de plaats van de wond
      Dit gebeurt bij ongeveer 2 van de 100 patiënten. Meestal lost het lichaam dit vanzelf op. Heel soms moet de arts de wond weer openmaken om de bloeding te stoppen. Als je bloedverdunners slikt, is de kans op een bloeding iets groter.
    • Verschuiving van de elektrodedraad
      Dit overkomt ongeveer 3 van de 100 patiënten. Hierdoor werkt de ICD niet goed meer. Een tweede ingreep is nodig om de draad weer op de goede plek in het hart te plaatsen. Om dit te voorkomen, mag je de eerste weken de arm aan de kant van de ICD niet hoog optillen.
    • Infectie of ontsteking
      Dit gebeurt bij ongeveer 2 van de 100 patiënten die voor het eerst een ICD krijgen. Bij elke operatie is er een kans op infectie of ontsteking, ook bij het plaatsen van een ICD. 
    • Klaplong
      Dit is het geval bij ongeveer 1 van de 100 patiënten. Bij een klaplong zit er een gaatje in het longvlies en lekt er lucht uit de long in de borstholte. Daardoor is een deel van de long ingeklapt. Je kunt dan benauwd zijn. Meestal herstelt dit vanzelf binnen een paar dagen. Soms is het ernstiger. De arts plaatst dan een buisje (drain) om de ontsnapte lucht af te voeren. Daarvoor moet je een paar dagen in het ziekenhuis blijven.
    • Trombosearm
      Dit komt voor bij minder dan 1 van de 100 patiënten. De aders waar de elektrodedraden doorheen lopen, kunnen verstopt raken. Je arm wordt dik omdat het bloed niet goed kan doorstromen. Bloedverdunners helpen om het bloedvat weer open te maken.
    • Bloeding in het hartzakje
      Dit komt heel soms voor. De arts plaatst een slangetje (drain) in het hartzakje om het bloed af te voeren. Je moet een paar dagen in het ziekenhuis blijven. Heel soms is een openhartoperatie nodig om de bloeding te stoppen.
  • Mogelijke complicaties na langere tijd

    Problemen die kunnen optreden maanden of zelfs jaren na de plaatsing:

    • Onterechte therapie
      Bij ongeveer 1 op de 14 patiënten geeft de ICD in de eerste 5 jaar een schok of schokjes, terwijl dat niet nodig is. Het gaat om 1-2% per jaar.
    • Elektrodedraad die niet goed werkt
      De arts plaatst dan een nieuwe elektrodedraad en verwijdert de oude draad als het nodig is. Per jaar gebeurt dit bij ongeveer 1 van de 100 patiënten (1% per jaar).
    • Een infectie of ontsteking die pas maanden of jaren na plaatsing van de ICD ontstaat
      De kans op een infectie is groter als de pocket van de ICD vaker geopend is. Bijvoorbeeld om de ICD te vervangen. Meestal is het dan het beste om de ICD en de elektrodedraden te verwijderen. Als de infectie over is, krijgt de patiënt een nieuwe ICD. Per jaar gebeurt dit bij minder dan 1 van de 100 patiënten (minder dan 1% per jaar).
    • Dichtgroeien van een bloedvat
      Een bloedvat kan dichtgroeien door de elektrodedraden die er doorheen gaan. Vaak is dat geen probleem. Het bloed kan dan via andere bloedvaten toch doorstromen. Soms geeft het wel klachten, zoals een opgezet gezicht. Per jaar gebeurt dit bij minder dan 1 van de 100 mensen (minder dan 1% per jaar). 
    • Vervelend gevoel of pijn van de ICD
      Soms geeft de ICD een vervelend gevoel of pijn. Meestal ‘went’ dit. Soms heeft iemand veel last en wordt het niet beter. Dan is het soms nodig om de ICD te verplaatsen. Bijvoorbeeld onder de borstspier (bij een transveneuze ICD). De meeste mensen hebben geen last van de ICD.

Weer thuis, en dan?

Na de implantatie mag je meestal dezelfde dag of de volgende dag naar huis. De eerste weken daarna moet je voorzichtig zijn. De wond moet nog genezen. Bij een transveneuze ICD is het belangrijk dat de elektroden in het hart precies op hun plaats blijven. Het duurt ongeveer 6 weken totdat ze zijn vastgegroeid.

Je krijgt voor de eerste weken leefregels mee van de arts of verpleegkundige in het ziekenhuis. De leefregels zijn niet bij alle ziekenhuizen precies hetzelfde. Adviezen die je kunt krijgen voor de transveneuze ICD:

  • Ga de eerste week niet in bad en douche niet of kort.
  • Beweeg voorzichtig met de arm aan de kant van de ICD. Vermijd rekken, strekken en bewegingen van de arm boven schouderhoogte (ook niet zwemmen).
  • Til geen zware dingen (meer dan 5 kg) en verricht geen zwaar werk met de armen.
  • Probeer de arm niet achter het lichaam te brengen. Pas bijvoorbeeld op met het aantrekken van een jas.
  • Trek los vallende kleding aan, anders krijg je misschien last van de wond.
  • Probeer de arm wel te bewegen, anders kun je last krijgen van je schouder (frozen shoulder).

Voor de S-ICD en de EV-ICD zijn er minder adviezen over voorzichtig bewegen van de arm. Volg de adviezen op die je krijgt van het ziekenhuis. Dat zijn de adviezen die passen bij jouw situatie.

Hoe vaak moet ik op controle?

Meestal moet je 2 keer per jaar naar het ziekenhuis voor controle van de ICD. Soms zijn er extra controles nodig als er problemen zijn. De ICD-technicus controleert de batterij en bekijkt de gegevens uit het geheugen van de ICD. Daaruit blijkt of de ICD goed werkt. Soms is aanpassing van de instellingen nodig. Als het nodig is, overlegt de technicus met de cardioloog.

  • Thuismonitoring: controle vanuit huis

    Bij moderne ICD’s is thuismonitoring mogelijk. Een ander woord hiervoor is telemonitoring. Je krijgt hiervoor thuis een speciaal apparaat (de monitor). De monitor haalt de gegevens meestal ’s nachts op uit de ICD en stuurt ze naar een centrale computer. De ICD-technicus kan op afstand de meetwaarden uit de ICD en de instellingen bekijken. Dat gebeurt meestal de volgende werkdag. Op die manier hoef je minder vaak naar het ziekenhuis. 

    Zelf het ziekenhuis bellen
    Thuismonitoring kan helpen om problemen vroeg op te sporen en door te geven. Bijvoorbeeld als er problemen zijn met de ICD of als je hartritmestoornissen hebt gehad. Het is geen bewaking die 24 uur per dag actief is. Heb je klachten of heb je een schok gehad? Dan moet je zelf contact opnemen met het ziekenhuis. Van het ziekenhuis krijg je informatie over wat je moet doen. En wie je moet bellen bij verschillende problemen.

    De technicus kan via de monitor géén metingen doen of de instellingen van de ICD veranderen. Daarvoor moet je naar het ziekenhuis.

  • Wie moet ik bellen bij een schok of een probleem?

    Je krijgt instructies van het ziekenhuis over wat je moet doen bij een schok. Of als de ICD piept of een alarm geeft. Volg altijd de instructies op van je eigen ziekenhuis.

    Schok
    Na een schok moet de ICD-technicus de ICD uitlezen om te kijken of er een aanpassing nodig is. Als je na 1 schok geen klachten hebt, dan kun je tijdens kantooruren de polikliniek bellen. Je kunt dan een afspraak maken voor het checken van de ICD.

    Als je je na 1 schok niet goed voelt, of als je meerdere schokken kreeg binnen 24 uur, bel dan 112.

    Andere problemen
    Neem contact op met de polikliniek als:

    • je voortdurend of vaak last hebt van de hik;
    • de ICD piept of een alarm geeft;
    • je zorgen en/of vragen hebt over de wond (roodheid, zwelling, erge pijn);
    • je meer dan 38 graden koorts hebt in de eerste week na de behandeling.

    Buiten kantooruren kun je contact opnemen met de huisarts of de huisartsenpost.

  • Wanneer moet een ICD vervangen worden?

    Moderne ICD’s gaan tussen de 7 en meer dan 10 jaar mee. Dit hangt af van het type ICD en hoe vaak de ICD een schok moet geven. Een ICD die ook werkt als pacemaker gebruikt meer stroom.

    Vervangen van de ICD
    De ICD-technicus controleert de batterij bij een controle in het ziekenhuis. Controle van de batterij kan ook op afstand via telemonitoring. Als de batterij van de ICD bijna leeg is, dan krijg je een nieuw ICD-kastje. Daarvoor is een korte ingreep nodig. Het vervangen van de ICD is meestal makkelijker dan het plaatsen van de eerste ICD. Vaak kan de arts de bestaande elektrodedraden aansluiten op de nieuwe ICD. 

    De ICD verwijderen
    Ongeveer een jaar voor het vervangen van een ICD, bespreekt jouw arts met je of je nog steeds een ICD nodig hebt. En of je dat ook wilt. Dat is afhankelijk van je persoonlijke situatie. Als een nieuwe ICD niet nodig is, of niet gewenst, dan verwijdert de arts de oude ICD. De elektrodedraden blijven meestal zitten. Heel soms besluit iemand samen met de arts dat het beter is de ICD te verwijderen, terwijl de batterij nog niet leeg is. 

Magnetische velden door elektrische apparaten

Moderne ICD’s zijn goed beschermd. Een sterk elektromagnetisch veld kan de ICD toch storen. Als de ICD reageert op een magnetisch veld van een apparaat is dit meestal tijdelijk. Door weg te lopen van het apparaat, werkt de ICD direct weer normaal. Raadpleeg bij twijfel je arts.

  • Huishoudelijke apparaten

    De meeste huishoudelijke apparaten zijn goed afgeschermd. Met een ICD is het gebruik van deze apparaten, zoals een keukenmachine, elektrisch mes of magnetron geen probleem. Ook een inductiekookplaat of -oven is bij normaal gebruik veilig. Maar: houd dit soort apparaten niet tegen de ICD aan en zorg ervoor dat ze in goede technische staat zijn.

  • Telefoons, computers en multimedia

    Draadloze en mobiele telefoons zijn veilig. Maar bewaar de telefoon niet in de borstzak aan de kant van de ICD en houd deze op minimaal 15 centimeter afstand van de ICD.

    Computers, laptops, tablets of printers kunnen zonder problemen worden gebruikt. Ook draadloze netwerken zoals wifi en WLAN kunnen geen kwaad. Bij sommige tablets, zoals een iPad, wordt de cover bevestigd met magneten. Deze kunnen de ICD storen wanneer de tablet op de borst wordt gelegd. Er is geen risico zolang de tablet op minimaal 15 centimeter van de ICD wordt gehouden.

    Houd ook 15 centimeter afstand van draagbare multimedia-spelers (zoals spelcomputers) en van de controllers of stuurwielen van spelcomputers.

  • Veiligheidspoortjes in winkels

    Door veiligheidspoortjes in winkels lopen is meestal geen probleem. Loop er wel snel doorheen en ga er niet tegen leunen. De poortjes kunnen reageren op de metalen onderdelen van een ICD.

  • Veiligheidscontrole vliegveld

    Opsporingsapparatuur op vliegvelden reageert vrijwel zeker op metalen onderdelen van de ICD. De magneetstaaf die het personeel gebruikt bij het handmatig fouilleren, is veilig. De beambte moet deze dan wel in een vloeiende beweging over de ICD halen. En de staaf op minimaal 15 centimeter afstand van de ICD houden. Het is misschien beter om direct om een handmatige controle te vragen, zonder magneetstaaf. Dit zal meestal geen probleem zijn, zeker niet als je de ICD-pas toont.

  • Medische apparatuur

    Sommige medische behandelingen kunnen de werking van de ICD verstoren. Meld daarom altijd dat je een ICD hebt als je een onderzoek of behandeling krijgt. De arts kan dan vooraf overleggen met de cardioloog of er maatregelen nodig zijn. Soms moet er gekozen worden voor een andere behandeling.

    Onderzoeken en behandelingen waarbij overleg met de cardioloog in ieder geval nodig is:

    • MRI (met moderne ICD’s is een MRI-scan vaak mogelijk);
    • een ultrakorte golf (UKG)-behandeling;
    • bestraling;
    • het vergruizen van een gal- of niersteen;
    • een ingreep onder volledige narcose;
    • een grote medische ingreep.
  • Fysiotherapeut, tandarts en schoonheidsspecialist

    Vertel de fysiotherapeut, de tandarts en de schoonheidsspecialist dat je een ICD hebt. Zij gebruiken soms apparaten met elektromagnetische velden of elektrische impulsen.

  • Afstand tot apparaten

    In onderstaand schema staat welke afstand het beste is tot sommige apparaten. Er zijn ook apparaten die de patiënt met ICD beter geheel kan vermijden. Neem bij twijfel over het gebruik van apparaten thuis of op het werk, contact op met de ICD-technicus of cardioloog.

    Houd minstens 30 cm afstand bij:

    • Stereoluidsprekers van grote geluidsinstallaties
    • Navigatiesystemen voor in de auto (TomTom, etc.)
    • Portofoon of mobilofoon

    Houd minstens 90 cm afstand bij:

    • Krachtige magneten voor industriële toepassingen
    • Motoren met een zeer hoog vermogen
    • Zendantennes en hoogspanningskabels
    • Draaiende elektromotoren (bv. de wisselstroomdynamo van een auto)
    • Afstandsbedieningen met antenne

    Beter vermijden:

    • Elektrolyse (ontharing)
    • Massagestoel
    • Magnetische matrassen/ stoelen
    • Powerplate/ trilplaat
    • Lichaamsvet-weegschalen
    • Elektrische wapenstok/ tasergun
    • Krachtstroomgeneratoren
    • Wii balanceboard

    Bekijk voor informatie over dit onderwerp ook de website van de Stichting ICD dragers Nederland.

Leven met een ICD

De meeste dagelijkse activiteiten kun je gewoon blijven doen met een ICD.

  • Sporten met een ICD

    Je kunt met een ICD gewoon sporten. Sommige sporten zoals karate, judo, rugby en gewichtheffen zijn minder geschikt. Er is dan een risico is op verplaatsing of beschadiging van de ICD of elektrodedraden. Bespreek daarom met de cardioloog welke sporten mogelijk zijn.

    Extra bescherming van de ICD
    Bij sporten waarbij je in contact komt met anderen, kan een trap of klap op de plek van de ICD pijnlijk zijn. Op internet is speciale kleding met extra bescherming voor de ICD te koop.

    Samen sporten
    Sommige sporten kun je beter niet alleen doen. Soms is iemand al bewusteloos als de ICD een schok geeft. Als je in je eentje bent, kan dat gevaarlijk zijn. Daarom is het goed om altijd iemand mee te nemen als je gaat zwemmen, bergbeklimmen of sporten in een gebied waar weinig mensen zijn. 

  • Autorijden met een ICD

    Als de ICD een schok geeft tijdens het rijden kan dit gevaarlijk zijn. Voor jezelf en voor andere mensen in het verkeer. Daarom gelden er extra regels als je weer wil autorijden. 

    Periode niet rijden
    Na het plaatsen van een ICD mag je volgens de wet een periode niet rijden. Twee weken als je nog nooit een gevaarlijke ritmestoornis hebt gehad. En twee maanden als je wel een gevaarlijke ritmestoornis hebt gehad. De wachttijd na een terechte schok is ook 2 maanden.

    Nieuw rijbewijs aanvragen
    Als ICD-drager is je rijbewijs niet meer geldig. Je moet een nieuw rijbewijs met een code (code 100 of code 101) aanvragen. Op de website van het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheid) vind je informatie over het aanvragen van een rijbewijs met code

    TIP: Stichting ICD dragers Nederland (stin.nl) heeft veel informatie over autorijden met een ICD. 

  • Op vakantie met een ICD

    Met een ICD mag je gewoon op vakantie. Ook met het vliegtuig. In geval van een schok of problemen met de ICD, kun je ook in het buitenland terecht in een ziekenhuis. De fabrikant van de ICD heeft de meest recente lijst van ziekenhuizen in de directe omgeving van je vakantieadres.

    Op de website van de STIN staat nuttige informatie voor als je op vakantie gaat. Bijvoorbeeld een brief in diverse talen waarin staat dat je ICD-drager bent en de contactgegevens van alle ICD-fabrikanten.

  • Weer aan het werk met een ICD

    Meestal kun je met een ICD je normale leven weer oppakken. De eerste weken krijg je het advies niet te werken. De wond moet nog genezen. Bij de eerste controle hoor je dan of dit weer mogelijk is. 

    Verder zijn soms aanpassingen nodig op de werkplek zelf. 

    • Apparatuur in werkplaatsen of fabrieken bevatten vaak sterke magneten. Het gaat om grote generatoren, krachtcentrales of inductieovens. Die kunnen de werking van de ICD beïnvloeden. In zo'n situatie is het verstandig om te laten controleren of je werkomgeving veilig is voor de ICD.
    • Je moet ook rekening houden met de adviezen voor autorijden, als je voor je werk een auto nodig hebt. 
    • Werken op hoogte, zoals een ladder, heeft ook risico's. Je kunt je evenwicht te verliezen door hartritmestoornissen of duizeligheid.

    Soms kan dit betekenen dat je oude werk niet meer geschikt is en je ander werk moet zoeken. Bespreek dit met je werkgever of arbo-arts.

  • Keuringen en verzekeringen

    Als je een hartafwijking hebt, dan heeft dat soms gevolgen voor medische keuringen en verzekeringen. Bij het afsluiten van bijvoorbeeld een levensverzekering, moet je een gezondheidsverklaring invullen. Verzekeringsmaatschappijen kunnen op basis van de verklaring de premie verhogen. Of ze kunnen de verzekering weigeren. Datzelfde kan ook gebeuren bij het afsluiten van een hypotheek. Een huis kopen kan dan duurder worden.

    Tip: Kijk voor meer informatie op de website van Stichting ICD dragers Nederland.

ICD-gegevens altijd bij de hand

Van het ziekenhuis krijg je een ICD-pas met de gegevens over je ICD. Het advies is om deze pas altijd bij je te hebben. 

Daarnaast is het mogelijk om medische gegevens op andere manieren op te slaan of bij je te dragen:

  • Alarmpenning Witte Kruis: Op de penning staan je medische gegevens gegraveerd, die gekoppeld zijn aan de alarmcentrale van de stichting.
  • SOS-talisman met verwijzing naar de ICD-pas.
  • Opslaan in medische apps op je telefoon.

Lotgenotencontact

Het is heel persoonlijk hoe je het leven met een ICD ervaart. Voor veel mensen is het een veilig idee om een ICD te hebben. Anderen maakt het bang of onzeker. Het helpt om daarover te praten. Dat kan met mensen in je omgeving, maar ook met lotgenoten. Dit kan via Harteraad of Stichting ICD-dragers Nederland (STIN). 

ICD en reanimeren

  • Mag ik iemand met een ICD reanimeren?

    Als een ICD-drager een hartstilstand krijgt, dan geeft de ICD automatisch een of meerdere schokken om het hart weer op gang te brengen. Mocht dit toch niet gebeuren, dan geldt de volgende instructie:

    • wanneer iemand met een ICD onwel wordt: wacht eerst 2 schokken van de eigen ICD af. Meestal komt iemand dan bij
    • geeft de ICD binnen 1 minuut geen schokken? Wacht dan niet langer af, zeker niet wanneer de patiënt bewusteloos raakt. Bel 112 of laat iemand anders dit doen en vraag om een ambulance. Start onmiddellijk met reanimeren.
  • Mag ik een AED gebruiken bij iemand met een ICD?

    Als het goed is geeft de ICD zelf een schok bij een hartstilstand. Mocht er toch een hartstilstand optreden, dan gelden er speciale instructies bij het gebruik van een AED:

    • Zorg ervoor dat er zo min mogelijk elektrische stroom dicht langs of door de ICD loopt. Plak een AED-elektrode daarom een paar centimeter naast of onder de ICD.
    • Zorg ervoor dat de AED minimaal 15 centimeter verwijderd is van de ICD.

    Zelf voel je alleen een lichte tinteling als de ICD een schok geeft terwijl je bezig bent met reanimeren. Het is belangrijk om het ambulancepersoneel te vertellen dat de patiënt een ICD heeft. In het ziekenhuis moeten de instellingen dan nagekeken worden.

ICD en sterven

Iemand met een ICD kan nog steeds overlijden aan hartziekten of andere aandoeningen. De ICD beschermt alleen tegen een hartstilstand door ernstige ritmestoornissen.

Schokken na overlijden
De ICD kan niet meer helpen als het hart te veel schade heeft. Of als andere ziekten zorgen dat verder leven niet mogelijk is. Vlak voor het overlijden kan de ICD nog wel een aantal schokken geven. Ook na het overlijden kan de ICD dit doen. Dat is een nare ervaring voor de patiënt, en voor familie en vrienden.

Schokken uit laten zetten
Als duidelijk is dat het einde van het leven dichtbij komt, kan de arts de schokfunctie van de ICD uitzetten. Dit gebeurt alleen als de patiënt dat wil. Schokken van de ICD kunnen het proces van sterven dan niet verstoren. 

Meer weten over hartritmestoornissen?

Vraag onze gratis folder over ritmestoornissen aan. Hierin vind je alle belangrijke informatie over hartritmestoornissen.
Een tablet met daarop een folder over hartritmestoornissen

Stel je vraag aan onze voorlichters

  • Chat via de chatknop onder in beeld (10.00 tot 16.30 uur)
  • Bel met een voorlichter: 0900 3000 300 (9.00 tot 13.00 uur, € 0,05 per minuut)

We zijn bereikbaar van maandag t/m donderdag, met uitzondering van feestdagen.