Hoopgevende ontwikkelingen rondom het hartinfarct
In de jaren 60 zag de medische wereld een alarmerende stijging van het aantal hartinfarcten. Als reactie daarop richtten cardiologen in 1964 de Hartstichting op. Sinds dat moment is er veel geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft geleid tot behandelingen, zoals dotteren. Hierdoor is de kans op een hartinfarct afgenomen. En de overlevingskans als je er toch een krijgt, is enorm gestegen.
Het effect van hartbewakingsafdelingen
Vanaf de jaren ‘60 richtten steeds meer ziekenhuizen hartbewakingsafdelingen in. Artsen konden nu het hartritme van patiënten met hartinfarcten in de gaten houden. En bij ritmestoornissen konden artsen en verpleegkundigen defibrilleren. Het was een heel belangrijke stap in de zorg voor hartpatiënten.
Risicofactoren
In de jaren 70 kwamen belangrijke resultaten uit onderzoek naar voren. Rookte je, had je diabetes, een te hoog cholesterol, hoge bloeddruk of overgewicht? Dan bleek je extra risico op hart- en vaatziekten te lopen, zoals een hartinfarct. Roken kan bijvoorbeeld leiden tot slagaderverkalking. Het zorgt voor kleine beschadigingen aan de binnenkant van de bloedvaten. Daardoor worden de vaten ruwer en kunnen vetten en cholesterol zich makkelijker afzetten. Zo kunnen de vaten langzaam verstoppen.
Hartinfarct of hartaanval?
Een hartinfarct en een hartaanval zijn hetzelfde. Bij een hartinfarct raakt een bloedvat van het hart plotseling verstopt. Hierdoor krijgt een deel van het hart geen zuurstofrijk bloed meer. Een deel van het hart raakt dan beschadigd. Bij een hartinfarct ben je bij kennis. De meest voorkomende klacht bij een hartinfarct, is een aanhoudende drukkende pijn op de borst. Deze kan uitstralen naar de bovenarmen, kaken, rug en maagstreek.
Hartfalen
Het waren ook de jaren 70 waarin ver ontwikkelde methodes opkwamen. Door bijvoorbeeld hartkatheterisaties kregen artsen een beter beeld van de bloedvaten in het hart. Bovendien kwamen er bloeddrukverlagers op de markt, waardoor hartfalenpatiënten langer leven.
Bij hartfalen, dat door een hartinfarct kan optreden, werkt het hart minder goed. Het hart pompt minder goed bloed weg. Je organen en spieren krijgen daardoor niet genoeg zuurstof en voedingsstoffen. Dat kun je merken doordat je sneller moe of kortademig bent, of meer vocht vasthoudt.
Stolseloplossende middelen
In de jaren 80 veranderde er veel voor patiënten met hartinfarcten. In positieve zin. Ze kregen direct na een hartinfarct stolseloplossende middelen toegediend. Deze herstelden de bloedtoevoer naar het hart en zorgden dat het infarct niet te groot werd. Hierdoor werd de kans op overleven groter. De naam van de behandeling? Trombolyse.
Hoewel het voor sommigen een uitkomst was, werkte de behandeling niet altijd. Dat vertelt deze arts in een interview: “Rond eind jaren 70 begonnen we met trombolyse bij een hartinfarct. We dienden een middel toe dat bloedstolsels oplost. Toch kregen we het bloedvat niet altijd goed open. Nu weten we dat de meeste hartinfarcten ontstaan door een stuk slagaderverkalking – plaque - dat openscheurt. Op deze plaque ontstaat dan een bloedstolsel dat het bloedvat uiteindelijk afsluit. Alleen het oplossen van het bloedstolsel was vaak dus niet voldoende.”
Hartinfarct anders bij mannen dan bij vrouwen?
Het hart is bij mannen en vrouwen eigenlijk hetzelfde. Toch kunnen de symptomen van bijvoorbeeld een hartinfarct bij vrouwen en mannen wel iets anders zijn. Naast de bekendere symptomen, kunnen vrouwen ook pijn krijgen in de kaak en rug. En ze kunnen last krijgen van duizeligheid en hartkloppingen.
Deze signalen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Het lastige is: ze doen meestal niet direct aan een hartprobleem denken. Vrouwen zelf, en soms ook huisartsen, trekken daardoor later pas aan de bel. Een hartinfarct treedt bij vrouwen vaak ook pas op een later moment in hun leven op. Tot de overgang worden ze beschermd door vrouwelijke hormonen.
Jaren 90: dotteren en stents
Een door de Hartstichting betaalde studie, zorgde begin jaren 90 voor mooie inzichten. Dotteren bij een hartinfarct bleek beter dan trombolyse, waarbij stolsel wordt opgelost. Bij dotteren wordt het vernauwde bloedvat geopend. Sinds dit bewijs nam het aantal dotterbehandelingen sterk toe. Een cardioloog die als één van de eersten in Nederland dotterde bij een acuut hartinfarct, vertelt zijn verhaal.
De eerste stent
In het midden van de jaren 80 werd voor het eerst een stent bij mensen ingebracht. Dit is een hol buisje van gaas, dat je kunt vergelijken met het veertje in je balpen. Dit houdt de kransslagader open. Zo voorkomt het dat het bloedvat terugveert en er een nieuwe vernauwing op deze plaats optreedt. Inmiddels heeft dit zogenaamde veertje duizenden levens over de hele wereld gered.
Tegenwoordig worden de twee behandelingen meestal in combinatie toegepast. Een patiënt wordt vaak eerst gedotterd en krijgt daarna een stent. Zo wordt voorkomen dat het bloedvat nog een keer vernauwt.
Acteur Bas Muijs werd gedotterd
Ook Bas Muijs, GTST-acteur en ambassadeur van de Hartstichting, kreeg met dotteren te maken na een hartinfarct. Dankzij de behandeling gaat het nu goed met hem. “Maar ik ben me er wel van bewust dat mijn hart een tik heeft gehad. Dus ik leef nu extra gezond, ik sport veel. En ik zorg dat ik de signalen van een eventueel nieuw hartinfarct goed kan herkennen.” Zo vertelt hij in een interview met de Hartstichting.
Jaren 00 en 10: moderne pacemakers en medicijnen
De afgelopen 20 jaar kwamen er moderne pacemakers op de markt, zoals bi-ventriculaire pacemakers. Deze laten de hartkamers gelijktijdig samentrekken. Technologieën die in het bijzonder werden ingezet bij patiënten met hartfalen. Hierdoor verbeterde hun kwaliteit van leven.
Veel nieuwe medicijnen
Ook zijn er veel medicijnen bijgekomen. Deze medicijnen zorgen ervoor dat de schade bij een infarct niet te groot is. En ze verkleinen de kans op een nieuw infarct. De meeste medicijnen moet je je hele leven gebruiken. Dit zijn onder andere medicijnen om bloedstolsels tegen te gaan en je cholesterol en bloeddruk te verlagen. Ook kun je medicijnen krijgen om ritmestoornissen of hartfalen te voorkomen.
Nog stappen te zetten
Bij veel hartziekten sterven hartspiercellen af. Zo kan een hartinfarct wel miljoenen hartspiercellen kapot maken. Deze schade kunnen artsen op dit moment helaas nog niet herstellen. Als gevolg van hartschade kunnen mensen hartfalen krijgen. Daarom investeren wij in onderzoek om hartschade te repareren. Zo bestuderen onderzoekers of je hartspiercellen opnieuw kan laten delen. Zodat een nieuw stuk hartspier ontstaat en de hartspier weer sterker gaat kloppen.
Ook steunen we onderzoek naar een zacht implanteerbaar robothart. Dit hart is van zacht kunststof, technologie en menselijk weefsel. De hoop is dat dit uiteindelijk een oplossing wordt voor mensen met ernstig hartfalen.
Onderzoek biedt hoop
Joyce de Roo kreeg op haar 26e een hartinfarct. “Door de technologie die er de afgelopen jaren is bijgekomen en waarvan de ontwikkeling nog altijd doorgaat, kan ik nu ondanks mijn hartproblemen nog mooie tijden beleven. Zo ben ik net getrouwd”, vertelt ze in een interview met de Hartstichting. Net als Joyce hopen we natuurlijk dat patiënten steeds beter zullen herstellen na een hartinfarct. Zo zullen ze minder snel hartfalen krijgen. Daarom zetten we ons hard in voor onderzoek naar betere behandelingen. En naar het herstellen van schade aan het hart.’’
Interessant voor jou
7 misverstanden over een hartinfarct
Elk jaar sterven bijna 5.000 mensen door een hartinfarct. Leer de signalen van een hartinfarct beter herkennen om zo misschien levens te redden.Behandeling hartinfarct
Bij een hartinfarct is het belangrijk om de verstopte kransslagader zo snel mogelijk open te krijgen. We vertellen je er alles over.Dit heeft de Hartstichting de afgelopen 60 jaar bereikt
Sinds de oprichting in 1964 zijn er hele mooie stappen gezet. Ontdek alle hoogtepunten.